Het RIVM-speerpunt Kennisintegratie voor beleidsondersteuning bundelt kennis over gezondheid, veiligheid en milieu en helpt de overheid maatregelen te nemen op deze terreinen. Zo draagt het RIVM er aan bij dat de Nederlandse bevolking gezond oud kan worden en kan leven in een gezonde, duurzame en veilige omgeving.
Chief Science Officer: Prof. dr. ing. Hans van Oers
Of het nu gaat over gezondheid, veiligheid of milieu: problemen aanpakken wordt steeds ingewikkelder voor beleidsmakers in Den Haag, gemeenten of provincies. Voordat die aan de slag gaan willen ze eerst een overzicht hebben van de beschikbare kennis. Die kennis ontstaat op veel plaatsen, bij universiteiten en onderzoeksinstituten. In binnen- en buitenland. Omdat beleidsmakers die ontwikkelingen in de wetenschap niet zelf kunnen bijhouden, ondersteunt het RIVM hen.
Het speerpunt Kennisintegratie voor beleidsondersteuning van het RIVM doet dat onder meer door samenhangende overzichten te publiceren. Aan de ene kant verzamelen en bundelen wij kennis over een vraagstuk, aan de andere kant gaan wij met beleidsmakers op zoek naar nieuwe manieren om deze samengevoegde kennis zo goed mogelijk te gebruiken bij het ontwikkelen van maatregelen. Zo draagt het RIVM er aan bij dat de Nederlandse bevolking gezond oud kan worden en kan leven in een gezonde, duurzame en veilige omgeving.
Ernstige acute luchtweginfecties: de ontbrekende schakel in de surveillance piramide
De opzet van ziekenhuissurveillance luchtweginfecties, om daarmee de surveillance-piramide (bevolking, huisarts, ziekenhuis, sterfte) te completeren.
PreCaRe
Op weg naar integrale populatiegerichte preventie en zorg in de regio
In Nederland zijn initiatieven gestart om preventie, zorg en ondersteuning op regionaal niveau anders vorm te geven, ook wel populatiemanagement genoemd. Hoe evalueer je dergelijke complexe interventies?
Praktische aanpakken voor burgerbetrokkenheid bij het monitoren van de publieke gezondheid en bij Health Impact Assessment - een verkenning van 'Burgerwetenschap' benaderingen (Citizen Science, S/015026) Broeder, den, drs. J.M. (Lea)
In Nederland hebben burgers geen actieve inbreng in onderzoek in de publieke gezondheid. De bestaande kennisbasis berust vooral op kwantitatieve epidemiologische gegevens. De visie van burgers neemt maar een kleine plek in. Daardoor blijven mogelijke oplossingen voor volksgezondheidsvraagstukken en kansen om de gezondheid van groepen mensen te verbeteren buiten beeld. Dit project heeft als doel het bestaande kennisproces te verrijken door burgers actief hierbij te betrekken, vanuit een ‘Citizen Science’ aanpak. Uiteindelijk moet dit bijdragen aan het ontstaan van ‘sociaal robuuste’ kennis.
Het doel van het project is om methoden te ontwikkelen en testen waarmee burgers zelf actief kunnen deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek. In meer detail zijn de doelen:
Het project bestaat uit een theoretisch en een praktisch deel. Wij ontwikkelen een theoretisch kader van waaruit we kunnen werken. We voeren daarnaast pilots uit om dit kader in de praktijk toe te passen. Deze pilots leveren zelf ook weer input voor verdere theorievorming. Theorie en praktijk versterken elkaar dus wederzijds.
De pilots voeren we op lokaal niveau uit, in Amsterdam Nieuw-West en op minimaal één andere testlocatie. De werkwijze is die van het actie-onderzoek. Dat houdt in dat partners waarmee we op lokaal niveau samenwerken grote inbreng in de pilots hebben. Deze inbreng, evenals de participatie van burgers, vergt van de RIVM-onderzoekers een flexibele opstelling.
Naast de pilots organiseren we ook een –interne- training in community based werken in health Impact Assessment.
We hopen met dit project meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden en moeilijkheden bij participatieve onderzoeksmethoden, ofwel Citizen Science, in de publieke gezondheid. We ontwikkelen in het bijzonder kennis en expertise op het gebied van participatie bij Health Impact Assessment.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Ernstige acute luchtweginfecties: de ontbrekende schakel in de surveillance piramide (SARI, S/113006) Gageldonk-Lafeber, van, dr. A.B. (Rianne)
Inzicht in (trends in) het voorkomen en de ziektelast van respiratoire ziekte en pathogenen is noodzakelijk voor bestrijding en preventie van acute respiratoire infecties (ARI). Al sinds 1970 levert de surveillance van influenza-achtig ziektebeeld (IAZ) robuuste data over het aantal patiënten dat hun huisarts bezoekt vanwege een IAZ. Echter, het klinisch ziektebeeld van IAZ en andere ARI loopt uiteen van milde ziekte waarvoor geen medische hulp nodig is tot ziekenhuisopname en zelfs sterfte. De ontbrekende schakel in de respiratoire surveillance piramide is kennis over het voorkomen van ernstige luchtweginfecties waarvoor ziekenhuisopname noodzakelijk is. Surveillance van deze zgn. ‘Severe Acute Respiratory Infections’ (SARI) is belangrijk voor het detecteren, begrijpen en reageren op respiratoire epidemieën en uitbraken, maar wordt momenteel binnen ziekenhuizen slechts zeer beperkt uitgevoerd. In dit SPR-project ontwikkelen we een specifiek real-time SARI surveillance systeem dat fundamentele informatie levert over het voorkomen van SARI, die kan worden 1) vertaald naar (beleids)maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid; 2) gebruikt voor de evaluatie van deze maatregelen; en 3) gebruikt voor het schatten van de ziektelast van luchtweginfecties en het beantwoorden van wetenschappelijk onderzoeksvragen in zowel epidemiologische als wiskundige modellering studies.
Het algemene doel van ons project is het opzetten van een ‘pilot sentinel surveillance systeem’ voor SARI patiënten waarvoor ziekenhuisopname noodzakelijk is. We zullen, samen met de deelnemende ziekenhuizen, onderzoeken hoe dit op praktische wijze het beste te realiseren is;
De SARI surveillance zal in eerste instantie worden onderzocht, opgezet en uitgevoerd in twee ziekenhuizen: het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) te Leiden en het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) te Den Bosch. Binnen het LUMC zal de SARI surveillance worden ingebed in een geautomatiseerd cluster detectie systeem (Integrated Crisis Alert en Response System-ICARES), dat onlangs in de regio Leiden geïmplementeerd is. In het JBZ moet de SARI surveillance, dat wil zeggen. het expliciet registreren van patiënten die voldoen aan de specifieke SARI-casusdefinitie, nog volledig opgezet worden. Binnen ICARES zal real-time (op dagelijkse basis) een beperkte dataset beschikbaar zijn van patiënten die vanwege van respiratoire aandoeningen in het ziekenhuis opgenomen worden. Binnen het JBZ zal naast deze beperkte data aanvullende informatie verzameld worden, zoals gegevens over onderliggende aandoeningen, de ernst van de longontsteking en de influenza- en pneumokokkenvaccinatie-status. Wanneer de additionele gegevens een nuttige aanvulling op de SARI surveillance blijken, zullen we onderzoeken of deze gegevens ook uit het elektronisch patiëntendossier in het LUMC te halen zijn. Tevens zullen we onderzoeken of het mogelijk is microbiologische testuitslagen, van zowel routinematig uitgevoerde als additionele laboratoriumtesten, toe te voegen aan de SARI surveillance om zo informatie te verkrijgen over ziekteverwekkers en circulerende pathogenen.
Aan het eind van dit project verwachten we in twee ziekenhuizen een specifiek SARI surveillance systeem ontwikkeld en ingevoerd te hebben, met als streven dit vanaf 2019 uit te breiden naar andere ziekenhuizen. Het eindresultaat is een geïntegreerd respiratoir surveillance systeem dat het volledige spectrum van luchtweginfecties dekt en een bijdrage levert aan beleidsbeslissingen.
Protocol voor de implementatie van een landelijk continue SARI surveillance systeem; Wekelijkse publicatie van resultaten van het geïntegreerde respiratoire surveillance systeem op RIVM-website; Wetenschappelijke publicaties (proefschrift) en presentaties op (inter)nationale bijeenkomsten.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Op weg naar integrale populatiegerichte preventie en zorg in de regio (PreCaRe, S/133002) Baan, dr. C.A. (Caroline)
Het betaalbaar houden van de zorg, zonder dat dit ten koste gaat van de toegankelijkheid en de kwaliteit, is een van de grootste uitdagingen voor zorgsystemen in binnen- en buitenland. Oplossingen worden onder andere gezocht in het anders organiseren en financieren van de zorg met als uitgangspunt mensen zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te laten zijn. Een sterkere focus op het bevorderen van eigen regie, zelfredzaamheid, op preventieve zorg en op integrale en gepaste zorgverlening is hierbij een uitgangspunt. In Nederland zijn verschillende initiatieven gestart om preventie, zorg en ondersteuning op regionaal niveau anders vorm te geven, ook wel populatiemanagement (PM) genoemd. Het doel is drieledig: de gezondheid van de bevolking te verbeteren, de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de kosten van de zorg te beheersen. Evaluatie van dergelijke initiatieven is nodig om van elkaar te leren en daarmee de uitrol naar andere regio’s te bevorderen en lessen te trekken voor beleid. PreCaRe hangt nauw samen met de Landelijke Monitor Populatiemanagement (LMP) die door het RIVM wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In deze monitor worden negen initiatieven gevolgd in de periode 2013-2018. Deze zijn door VWS aangewezen als ‘proeftuinen populatiemanagement’. Waar de LMP zich richt op beleidsrelevante onderwerpen en beleidsrapportages oplevert, zorgt PreCaRe voor wetenschappelijke verdieping en is er expliciete aandacht voor aspecten als indicatorontwikkeling, mixed-method analyes en integratie van informatie en kennis van diverse onderzoeksdisciplines. Maar ook zal expliciet worden ingezoomd op een internationale vergelijking. Daarmee draagt het project bij aan de strategische koers van het RIVM, de internationale positionering van het RIVM op dit terrein en het vergroten van de kennis op terrein van zorgonderzoek, economisch onderzoek en gezondheidszorgmonitoring.
Doel van PreCaRe is om inzicht te geven in de opzet, ervaringen en uitkomsten van populatiemanagement in Nederland en bij te dragen aan nieuwe wetenschappelijk methoden en instrumentarium om dergelijke complexe interventies te evalueren. Dit leidt tot de volgende hoofdvragen: wat zijn de organisatorische en financiële arrangementen van PM in de Nederlandse context en hoe is PM geïmplementeerd; wat zijn de effecten van PM op de drie doelen van PM: gezondheid van de bevolking, de kwaliteit van de zorg en zorgkosten; wat is de associatie tussen de kernelementen van het concept PM, het niveau van implementatie ervan en de effecten op de drie doelen.
PreCaRe maakt (deels) gebruik van de gegevens die worden verzameld binnen de LMP. De monitor bestaat uit twee delen: een procesmonitor (kwalitatief onderzoek) en een uitkomstmonitor (kwantitatief onderzoek). In de procesmonitor wordt gebruik gemaakt van: documentanalyse, observaties, vragenlijsten, individuele en groepsinterviews. In de uitkomstmonitor wordt gebruik gemaakt van landelijke datasets zoals Vektis en de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid en, indien mogelijk, regionale zorgregistraties. Daarnaast worden vragenlijsten uitgezet onder de populaties van de negen regio’s. In vier met elkaar samenhangende werkpakketten zullen de hoofdvragen worden geadresseerd.
Het project draagt bij aan indicatorenontwikkeling en ander instrumentarium om PM te kunnen monitoren en de impact ervan vast te stellen; geeft inzicht in complexe ontwikkelingen zoals PM en hoe je die kan evalueren; levert een database op met gegevens over gezondheid, kwaliteit van zorg en zorgkosten op regionaal niveau, evenals kennis en ervaring om dergelijke grote databases vorm te geven; levert aanbevelingen op om implementatie van PM te bevorderen en draagt bij aan de (internationale) wetenschappelijke discussie op dit terrein.
Publicaties in (internationale) wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen, drie proefschriften.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Kleine domeinschatters voor beleidsmakers (SMAP, S/133016) Brink, van den, dr. C.L. (Carolien)
Vanaf 2015 krijgen gemeenten meer taken en grotere verantwoordelijkheden die van belang zijn voor de leefomgeving van mensen: de zogenaamde decentralisaties in het sociaal domein. Hierdoor hebben (lokale) beleidsmakers en zorginstellingen steeds meer informatie nodig over gezondheid gerelateerde indicatoren op kleiner geografisch niveau, zoals gemeenten, buurten of postcodegebieden. Het RIVM zou moeten anticiperen op deze veranderende informatiebehoefte van de lokale en nationale beleidsmakers. Dit versterkt zowel de relatie met regionale partners, als de positie van het RIVM als data autoriteit op het gebied van gezondheidsindicatoren.
Het belangrijkste doel van het project is om gezondheid gerelateerde cijfers te schatten voor kleine geografische niveaus (small area estimates). Deze cijfers kunnen gebruikt worden om op lokaal niveau passend gezondheidsbeleid te maken en te voorzien in lokale zorgbehoeften. Een van de subdoelen is om de nieuwste statistische technieken toe te passen op bestaande modellen voor small area estimates en nieuwe databronnen te gebruiken die recent beschikbaar zijn gekomen. Ook de methoden voor imputatie (invoegen) van missende data en veranderingen van kleine geografische gebieden in de tijd en ruimte zullen worden verbeterd. Dit leidt tot beter gebruik van beschikbare data over gezondheid en gezondheid gerelateerd gedrag op kleiner geografisch niveau in verschillende RIVM projecten.
We krijgen inzicht in de laatste ontwikkelingen op het gebied van small area estimates door een literatuur review, een workshop en persoonlijke contacten met organisaties die voorop lopen bij deze ontwikkelingen. De statistische technieken die het best bij de RIVM projecten passen worden gebruikt. Het databestand van de Gezondheidsmonitor 2012, met ruim 384.000 respondenten, wordt gebruikt voor de small area estimates. Omgevingskenmerken worden ook aan het model toegevoegd, evenals gegevens van zorgverzekeraars (Vektis). Het model wordt gevalideerd, onder andere door het verwijderen van een gebied en de schatting voor dat gebied te vergelijken met de gemeten uitkomst.
Het resultaat van dit project is een model voor small area estimates. Dit model kan verschillende RIVM centra en projecten ondersteunen. Een ander product is de schattingen van gezondheidsindicatoren en gezondheid gerelateerd gedrag in kleine gebieden. De cijfers worden gepresenteerd in kaarten op de RIVM website en zijn input voor andere RIVM projecten. Er worden tenminste twee wetenschappelijke artikelen geschreven. Aan het eind van het project wordt een workshop georganiseerd waar de resultaten besproken worden met epidemiologen en beleidsmakers van de GGD’en.
De producten zijn een model, schattingen van gezondheidsindicatoren op klein geografisch niveau, twee wetenschappelijke artikelen en een workshop.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Gezonde wijken (HD, S/133015) Brink van den, dr. C.L. (Carolien)
Zowel in Nederland als in andere Europese landen blijven gezondheidsachterstanden hardnekkig. Gezondheidsproblemen concentreren zich vaak in dezelfde gebieden als waar de sociale en fysieke omgeving problematisch zijn. Een manier om gezondheidsachterstanden aan te pakken is door wijkinitiatieven, die zich richten op problemen in specifieke geografische gebieden. In de Nederlandse wijkenaanpak, die in 2008 begon in 40 achterstandswijken, werden interventies geïmplementeerd die gericht waren op de sociale en fysieke omgeving en op de sociale positie van de inwoners. Deze worden ook wel de sociale determinanten van gezondheid genoemd: de omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en oud worden. Het URBAN40 project, dat de gezondheidseffecten van de wijkaanpak evalueerde, leverde eerste bewijzen over gezondheidseffecten van initiatieven in achterstandswijken, gericht op de sociale determinanten van gezondheid. Deze uitkomsten zijn veelbelovend, maar zijn slechts voorlopig bewijs, vanwege verschillende methodologische beperkingen. Het huidige project heeft als doel om deze beperkingen aan te pakken om sterker en meer bewijs te krijgen voor de gezondheidseffecten van wijkinitiatieven. Dit bewijs is uiterst relevant voor beleidsmakers die kennis nodig hebben over de effectiviteit van interventies ter bevordering van de gezondheid van de bevolking en ter verkleining van de gezondheidsachterstanden.
Ons doel is te bepalen in welke mate en via welke mechanismen gebiedsgerichte interventies effectief kunnen zijn om de gezondheid van bewoners te bevorderen. Dit doen we door het gezondheidseffect te bepalen van de Nederlandse wijkenaanpak (gericht op de sociale determinanten van gezondheid) en van de Gezonde wijkexperimenten. Deze laatste zijn uitgevoerd in een selectie van de 40 krachtwijken, waarbij een specifiek gezondheidsdoel is toegevoegd aan de lokale aanpak.
De subdoelen van het project zijn (a) het bepalen en kwantificeren van de gezondheidseffecten van de wijkenaanpak en de Gezonde wijkexperimenten en (b) bepalen hoe specifieke interventies in de wijkenaanpak en de Gezonde wijkexperimenten hebben bijgedragen aan het gezondheidseffect. Onze onderzoeksvragen zijn: 1. Wat zijn de lange termijn effecten van de wijkenaanpak op de gezondheid van de inwoners in de achterstandswijken?; 2. Wat zijn de aanvullende gezondheidseffecten van de Gezonde wijk experimenten, bovenop de gezondheidseffecten van de wijkenaanpak? 3. Welke soort en combinatie van interventies hebben het meest waarschijnlijk bijgedragen aan de waargenomen positieve gezondheidseffecten van de wijkenaanpak? 4. Welke type en combinatie van activiteiten hebben het meest waarschijnlijk bijgedragen aan de waargenomen positieve gezondheidseffecten van de Gezonde wijk experimenten?
De eerste twee onderzoeksvragen zullen worden beantwoord door gebruik te maken van de quasi-experimentele methode van het URBAN40 project. Deze methode gaan we verder ontwikkelen aan de hand van de beperkende factoren die we tot dusver tegen kwamen. We gebruiken data met een langere follow-up periode en data over de migratiehistorie van de inwoners. Onderzoeksvragen 3 en 4 worden beantwoord aan de hand van kwalitatief onderzoek. We analyseren de patronen van activiteiten die plaatsvonden in de verschillende gebieden. We verzamelen daartoe gedetailleerdere kwalitatieve informatie over de Gezonde wijkexperimenten door te kijken naar de activiteiten, organisatiestructuur, processen en betrokkenheid van de bewoners. Dit geeft inzicht in hoe de interventies de gezondheid van de bewoners zouden kunnen hebben beïnvloed.
Kennis over hoe wijkinitiatieven effectief kunnen worden ingezet om gezondheid te bevorderen en de meerwaarde van het benoemen van een specifiek gezondheidsdoel.
Wetenschappelijke artikelen voor (inter)nationale tijdschriften, presentaties tijdens congressen, zowel voor (lokale) beleidsmakers als professionals.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Verkenning van de generatie-specifieke analyse van gezondheid en zorg (Generation H, S/133014) Picavet, dr. H.S.J. (Susan)
De ouderen van nu zijn anders dan die van enkele decennia terug en de ouderen van de toekomst zullen ook weer anders zijn. De bevolkingsgroei, de globalisering, de digitalisering, de moderne gezondheidszorg en de ongekende welvaart zijn voorbeelden van de zeer grote veranderingen van de afgelopen 100 jaar die ook de gezondheid hebben beïnvloed. De huidige generaties hebben hier allemaal mee te maken gehad maar wel in verschillende levensfasen, en zo kunnen deze veranderingen verschillend uitpakken per generatie. Van de levensverwachting weten we dat deze toeneemt met elke jongere generatie, maar we weten eigenlijk weinig over de andere generatie-specifieke uitdagingen voor gezondheid en zorg. Hoe verschillend zijn die uitdagingen voor de verschillende generaties? Kunnen we generaties daarnaar typeren, zoals de ‘tabak generatie’ of ‘de overgewicht generatie’?
Met dit expertiseontwikkelingsproject willen we nagaan of een generatie-specifieke analyse van gezondheid en zorg mogelijk en zinvol is, en of deze nadere investering verdiend vanuit het RIVM.
We zullen werken aan:
Het verkennen van de ‘generatie blik’ geeft nieuwe inzichten voor de toekomst van de gezondheid en het beroep op zorg, te gebruiken bij monitoring, modelering en beleidsadvisering en draagt daarmee bij aan kennis voor de uitvoering van de kerntaken van het RIVM. Inzicht in toekomstige trends en ontwikkelingen is in het bijzonder relevant vanwege de actuele uitdagingen voor de organisatie en financiering van de zorg en de mogelijke generatieconflicten in deze.
Ook draagt het project bij aan ‘één RIVM’, vanwege het verbinden van kennis en onderzoek vanuit verschillende (RIVM) disciplines. Tevens stimuleert het project samenwerking van het RIVM met verschillende universiteiten en onderzoeksinstituten en kan bijdragen aan nieuwe samenwerking.
Naast het geven van inzicht in het belang van de generatie-specifieke kijk voor de huidige en toekomstige gezondheid en zorg (kosten) van de Nederlandse bevolking, zal de methode van de generatie-specifieke analyse worden ontwikkeld, beschreven en worden toegepast in een voorbeeld analyse, kwalitatief en kwantitatief. Tevens levert het een nieuw 'netwerk' van deskundigen op.
Specifieke producten zijn: een interne rapportage, een presentatie (lunch lezing) en een internationale publicatie van de voorbeeldanalyse.
Als aannemelijk kan worden gemaakt dat het toepassen van de generatieanalyse relevant is voor het versterken van het inzicht in ontwikkelingen van gezondheid, ziekte en zorg, dan bestaat het vervolg op dit capacity building-project uit een uitgebreider onderzoek.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Het oogsten van gemeenschappelijke kennis: van webteksten tot theoriegestuurd onderzoek (Harvesting the Wisdom, S/113012) Lambooij, dr. M.S. (Mattijs)
Patiënten posten teksten op internet over hun ervaringen met gezondheid, zorg en milieu. Al deze teksten vormen een enorme database van ervaringen van patiënt en burgers over onderwerpen die gerelateerd zijn aan de gezondheid, zorg en milieu. Al deze teksten zijn mogelijk een waardevolle bron voor onderzoek naar beleidsrelevante vragen. Daarnaast zien we dat de response van surveys afneemt en het combineren van registratiebestanden steeds lastiger wordt. Wanneer het mogelijk is om de data op internet geschikt te maken voor grootschalig onderzoek, kan dit een belangrijke en waardevolle nieuwe bron van gegevens zijn, waardoor het RIVM zijn onderzoekscapaciteit in de toekomst kan waarborgen.
De algemene doelstelling van dit project is om instrumenten en vaardigheden in het RIVM te implementeren waarmee het RIVM in staat is om de informatie van internet als een nieuwe gegevensbron voor onderzoek te gebruiken. Wij streven ernaar om een infrastructuur te bouwen die flexibel genoeg is voor alle RIVM onderzoekers om deze dienst te gebruiken. We maken gebruik van beschikbare hardware en open source software om textminingtechnieken op basis van kunstmatige intelligentie toe te passen op vraagstukken die voor het RIVM relevant zijn.
Een tweede doelstelling is het verkennen van juridische en ethische randvoorwaarden. De wetgever loopt achter op de nieuwe mogelijkheden, waardoor er grijs gebied is ontstaan over welke technische mogelijkheden juridisch mogen en ethisch wenselijk zijn.
Het leren van textmining en inzetten van artificiële intelligentie is voor het RIVM een innovatie omdat ze nieuwe technieken zal toepassen in de organisatie. Op diverse plekken in Nederland en de wereld zijn kleinschalige onderzoeken gedaan met deze technieken. In onze gesprekken met universiteiten hebben we geleerd dat de meeste onderzoekers op dit gebied aan het pionieren zijn met de nieuwe mogelijkheden, waarbij soms theorie-gestuurd en soms meer data-driven onderzoek wordt gedaan. Als zodanig is het een innovatieve manier van onderzoek doen en is het van belang voor het RIVM om in de toekomst de rol van kennisinstituut te kunnen borgen. Het beheersen van deze technieken is een voorwaarde voor succesvolle opschaling naar nuttige Big data analyses in een eventueel later stadium.
Om richting te bepalen van de ontwikkeling en toepassing van de IT-tools en kunstmatige intelligentietechnieken, zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd vanuit verschillende expertise-gebieden van het RIVM. De vier onderzoeksvragen zijn uitgewerkt in vier onderzoekscasus. De vier casus hebben gemeen dat zij dezelfde infrastructuur nodig hebben om gegevens van het internet genereren. De casus hebben verschillende onderwerpen (besmettelijke ziekten, voedselveiligheid, empowerment van patiënten en zorgkwaliteit) en gebruiken verschillende validatietechnieken om te onderzoeken of de data die met de nieuwe algoritmen (nieuwe methoden) worden gevonden overeenkomen met de werkelijkheid. De Radboud Universiteit, de VU en het NFI worden betrokken in de adviescommissie van het project. De Universiteit van Tilburg (TILT) is betrokken bij alle fasen van het onderzoek.
(1) Een eerste resultaat is ervaring in interdisciplinaire samenwerking binnen het RIVM van IT-ers, statici, onderzoekers en communicatie-experts, (2) daarnaast verkrijgen we kennis en infrastructuur om dit soort onderzoek mogelijk te maken. (3) Als alles gaat zoals gepland, zullen er vier artikelen (1 per deelproject) worden gemaakt en aangeboden aan internationale peer-reviewed tijdschriften voor publicatie. (4) de bevindingen over de juridische en ethische randvoorwaarden zullen in een intern RIVM beleidsstuk worden gepresenteerd, als richtlijn voor hoe het RIVM in de toekomst met dit soort onderzoek om zal gaan.
Als blijkt dat de nieuwe dataverwervingsmethode valide resultaten oplevert, kan deze techniek worden ingezet door alle RIVM-ers. Het wordt mogelijk om monitoren van sentimenten op internet van een breed scala van onderwerpen in te richten en om theorie-gestuurd op zoek te gaan naar belevingen van burgers en patiënten bij alle onderwerpen die het RIVM onderzoekt en regisseert.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Ontwikkeling van een systeembeoordeling voor de openbare farmacie (SAD Pharmacy, S/132009) Hegger, drs. I. (Ingrid)
De veranderingen in de gezondheidszorg, zoals de ontwikkeling in de richting van geïntegreerde eerstelijnszorg en vervolgens richting populatiemanagement, hebben gevolgen voor de beroepspraktijk in de openbare apotheek. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een kwaliteitsagenda vastgesteld om de ontwikkeling van farmaceutische zorg te bevorderen. De toekomstige apotheker moet een zorgverlener zijn, die multidisciplinair samenwerkt met andere zorgverleners in een sterke, geïntegreerde zorg waarin de patiënt centraal staat. Het is nu aan de apothekers om de kwaliteitsagenda te vertalen naar de dagelijkse praktijk.
Op dit moment heeft het RIVM slechts beperkt inzicht in de prestaties van en de nieuwe ontwikkelingen in de openbare apotheek. Het is nog niet duidelijk hoe snel de invoering van nieuwe zorgtaken vordert en welke gevolgen deze ontwikkelingen hebben voor de kwaliteit, de veiligheid, toegankelijkheid, kosten en effectiviteit van de gezondheidszorg.
Omdat apothekers nauwelijks betrokken zijn bij de VWS proeftuinen voor populatiemanagement die door het RIVM gevolgd worden, hebben we nog niet veel informatie over de integratie van de farmaceutische zorg en de rol van de apotheker in populatiemanagement. Meer inzicht in de ontwikkeling van de farmaceutische zorg is nuttig om
1) de kwaliteitsagenda voor de farmaceutische sector te kunnen monitoren voor beleidsadvies op nationaal niveau,
2) om gemeentes te kunnen voorzien van informatie over de realisatie van hun lokale zorgbeleid en
3) om te beoordelen of wetgeving en toezicht nog toereikend zijn in (nabije) toekomst.
Het doel van dit project is om inzicht te geven in de farmaceutische zorg geleverd door openbare apotheken in de context van de veranderende eerstelijnsgezondheidszorg en in de mogelijkheden voor het monitoren van farmaceutische zorg in de geïntegreerde eerstelijnszorg. De doelstellingen zijn om een overzicht van de gewenste rol van de apotheker te krijgen, om een conceptueel kader voor 'goede geïntegreerde farmaceutische zorg' te ontwikkelen en om de mogelijkheden voor een monitoringssysteem op basis van valide indicatoren te onderzoeken.
In lijn met de RIVM 2020-strategie en de RIVM visie op Geneesmiddelen en Medische Technologie vergroot dit project de RIVM expertise over farmaceutisch zorgonderzoek en het RIVM netwerk op dit terrein. Een geïntegreerde benadering van het monitoren van farmaceutische zorg in de context van de veranderende eerstelijnszorg is vernieuwend en draagt bij aan andere RIVM producten, zoals Zorgbalans, Landelijke Monitor Populatiemanagement, VTV.
Het project geeft inzicht in de te verwachten ontwikkelingen in de farmaceutische zorg en in de mogelijkheden om deze ontwikkelingen te volgen. Op basis van deze inzichten kunnen we ons farmaceutische zorgonderzoeker verder uitbreiden. De producten van het project zijn: 1) een bijeenkomst van belanghebbenden, 2) een conceptueel kader voor 'goed geïntegreerde farmaceutische zorg', 3) een RIVM rapport waarin de gewenste rol van de openbare apotheek in de huidige overgang naar patiëntgerichte geïntegreerde zorg wordt beschreven en de opties voor een monitoringssysteem worden gegeven en 4) een wetenschappelijke publicatie over de ontwikkeling van het conceptuele kader en de mogelijke goede indicatoren voor monitoring.
Wij zijn van plan om extra budget te verwerven om een monitoringssysteem te ontwikkelen voor de farmaceutische zorg door de openbare apotheek. Tijdens het project verkennen we mogelijke nieuwe (lokale) opdrachtgevers voor (farmaceutisch) gezondheidszorgonderzoek en monitoring.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Zoeken binnen complexe en data-intensieve gezondheidsonderwerpen zoals zeldzame ziekten: hoe worden niet-specialisten het beste geholpen?, (RD Information System, S/131003) Nugteren, drs. R. (Rutger)
Het RIVM is betrokken bij verschillende vakgebieden en domeinen waarbij complexe en snel groeiende informatiebronnen (medische data en literatuur) een belangrijke rol spelen. Er is wereldwijd een grote toename in de voor het RIVM relevante en belangrijke gegevens en informatie. Het is daarom belangrijk voor het RIVM dat het snel en eenvoudig grote hoeveelheden data en informatie kan verzamelen, verwerken en beoordelen. Zeldzame aandoeningen (ZA) vormen niet alleen een zeer complex en data intensief werkveld, maar zijn tevens van groot belang vanuit een volksgezondheidsperspectief. ZA zijn daarom zeer relevant voor het RIVM, mede vanwege de grote impact die ZA hebben op de maatschappij. Er zijn momenteel al tussen de 5.000 en 8.000 ZA, geschat wordt dat tussen de 6 tot 8% van de Europese bevolking een ZA heeft. Binnen het werkveld van de ZA worden verschillende taxonomieën, classificaties en terminologiestelsels gebruikt. Deze systemen kunnen met behulp van artificiële intelligentie (AI ) technieken gebruikt worden om specifieke informatie te vinden op een betrouwbare en betekenisvolle manier. We zetten deze AI technieken in zodat niet-specialisten gebruik kunnen maken van een op maat gemaakte en specifieke zoekmachine, zodat relevante en bruikbare informatie gevonden worden.
1. We rapporteren over de stand van zaken op het gebied van artificiële intelligentie en wat deze technieken kunnen betekenen voor de specifieke behoeften van het RIVM, bijvoorbeeld door te onderzoeken wat het betekent wanneer je niet-specialisten toegang verschaft tot complexe maar semantisch gelinkte informatie.
2. Het ontwikkelen en uitbouwen van expertise (netwerk) door samen te werken met de VU AI, de Biosemantics Group van het LUMC en het Franse team verantwoordelijk voor de LORD zoekmachine. Dit doen we doordat we gezamenlijk een pilot applicatie opbouwen waarin we laten zien hoe kenmerken en symptomen gekoppeld kunnen worden aan diagnosis met behulp van semantische web technieken en formele redenering.
Zowel de inzichten opgedaan bij het gebruik van de semantische web technieken in de pilot, als de meer generieke inzichten uit de inventaris en de “statement of affairs” moeten inzichtelijk maken of (en hoe) de AI technieken bruikbaar geacht worden voor het RIVM. Er zal tevens gekeken worden welke meerwaarde het opgebouwde expertnetwerk heeft voor het RIVM en hoe we hiermee verder kunnen.
We bouwen een netwerk op van experts binnen het werkveld van de artificiële intelligentie, meer specifiek binnen het werkveld van de semantische webtechnieken. Verder vinden we het belangrijk om een duurzame werkrelatie op te bouwen binnen belangrijke nationale en internationale netwerken op het gebied van zeldzame aandoeningen (RD-Connect, IRDiRC, OrphaNet-NL, etc.).
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Gezond, veilig en duurzaam: een integrale benadering van visconsumptie (FISSH, S/133017) Hoekstra, ir. J. (Jeljer)
Veilig en gezond en duurzaam geproduceerd voedsel is een prioriteit voor elke moderne samenleving. Vis is een voedingsmiddel waarbij deze perspectieven tegengestelde uitkomsten geven. Vis is gezond, maar is ook verontreinigd en er spelen diverse duurzaamheidsproblemen.
Visconsumptie, beschouwd vanuit de verschillende invalshoeken is een ingewikkeld probleem. Door het zoeken van methoden waarin de verschillende perspectieven tegen elkaar kunnen worden afgewogen kunnen beleidmakers beter geïnformeerde beslissingen met betrekking tot visconsumptie nemen.
Het project richt zich op de beschrijving (en weging) van de gezondheid, veiligheid en duurzaamheidsaspecten van visconsumptie en productie en ontwikkelt methoden om de conflicterende belangen van de drie perspectieven tegen elkaar af te wegen.
Literatuuronderzoek, consultatie met experts. Kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van gezondheid, veiligheid en duurzaamheidsaspecten van visconsumptie. Ontwikkeling van maten, indexen, multi-criteria analyse, levenscyclusanalyse
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Data- en informatievisualisatie, een verkenning van mogelijkheden (DIVE, S/121011) Staatsen, drs. B.A.M. (Brigit)
Het RIVM presenteert een heleboel informatie over de toestand van het milieu en de volksgezondheid via publicaties, diverse websites en sociale media. Om ervoor te zorgen dat deze informatie ook echt landt bij ons (internationale) publiek, zijn innovatieve benaderingen voor efficiënte informatie-uitwisseling nodig. Visualisatie van gegevens is uiterst nuttig om complexe informatie te communiceren in een gemakkelijk te interpreteren manier. Infographics, 'onepagers', interactieve kaarten en grafieken, animaties en filmpjes zijn voorbeelden van visualisatietechnieken.
Het doel van DIVE is een solide en duurzame kennisbasis te creëren op het gebied van datavisualisatie met behulp van moderne (interactieve) technologieën.
Specifieke doelstellingen zijn:
DIVE draagt bij aan een efficiëntere overdracht en uitwisseling van informatie en gegevens op het gebied van milieu en de volksgezondheid. DIVE levert een overzicht en leidraad voor de praktische toepassing van datavisualisaties die kunnen worden toegepast in RIVM-onderzoeksprojecten. De resultaten kunnen ook worden gebruikt in bijvoorbeeld ruimtelijke planningsprocessen, voor het visualiseren van resultaten van projecten die zich met geo-informatie bezighouden ('praatje-plaatje').
Om ervaring op te doen met verschillende datavisualisatie-technieken en meer inzicht te krijgen in welke soort benaderingen effectief zijn, zijn vier casestudies geformuleerd (Volksgezondheidenzorg.info, Atlas Leefomgeving, Health Urban Living en de SPRVoeding en Gezondheid).
De eerste fase van het project bestaat uit het inventariseren van geschikte programma’s en technieken voor datavisualisatie. Vervolgens wordt een selectie hiervan getoetst in de praktijk en worden de ervaringen gebundeld. Uiteindelijk streven we naar een gebruiksvriendelijke wizard die alle RIVM’ers op weg kan helpen bij het toepassen van datavisualisatie.
De resultaten kunnen ook worden gebruikt in bijvoorbeeld ruimtelijke planprocessen, om de resultaten van projecten die te maken hebben met geo-gebaseerde informatie te visualiseren ('verhalen vertellen met behulp van kaarten').
In DIVE wordt onder andere samengewerkt met studenten van verschillende hogescholen. Afhankelijk van een positieve uitkomst van de casestudie Atlas Leefomgeving, wordt in samenwerking met een ICT-bedrijf en een ontwerpbureau een prototype/bèta-versie voor een interactieve module ontwikkeld.
DIVE start een Community of Practice waarin we ervaringen met datavisualisatie met verschillende gebruikersgroepen en visualisatiedeskundigen delen. Deze groep blijft na afronding van het project bestaan. Het prototype van de interactieve mapping tool wordt, afhankelijk van de resultaten van de casestudy, na het project uitgevoerd in de Atlas Leefomgeving.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Visualisatie van gegevens is uiterst nuttig om complexe informatie te communiceren in een gemakkelijk te interpreteren manier. Infographics, 'onepagers', interactieve kaarten en grafieken, animaties en filmpjes zijn enkele voorbeelden van visualisatietechnieken.
‘Motion chart’ een heel levendige en erg inzichtelijk / beeldend werkende graphics vorm
Combi van interactieve database (data, meta-data) en interactieve kaart (voor buitenstaander nogal complex, voor geinformeerde hele goede zoek-en-vind site)
Ons voedsel in 2030: veilig, duurzaam, en gezond (FOODTURE, SPS S/133013) Raaij van, dr.ir. J.M.A. (Joop)
Een belangrijke taak van het RIVM is het beoordelen van ons voedselaanbod en onze voedselconsumptie op aspecten als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Het ontbreekt het RIVM aan adequate kennis en expertise om scenario’s te ontwikkelen over ons toekomstige voedselaanbod en voedselconsumptie, en om dergelijke scenario’s te kunnen beoordelen.
Hoofddoel van dit expertiseontwikkelingproject is het vergroten van kennis en expertise van RIVM medewerkers op het gebied van de sturende krachten en processen die onze huidige en toekomstige voedselaanbod en voedselconsumptie bepalen, op het gebied van het ontwikkelen van bijbehorende relevante maatschappelijke scenario’s, en op het gebied van het vaststellen van de impact van dergelijke scenario’s op gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Doelstellingen van het expertiseontwikkelingproject worden gerealiseerd via vier workshops waaraan interne en externe inhoudsdeskundigen en toekomstverkenningsexperts deelnemen en waarbij gebruik gemaakt wordt van adequate workshopdocumenten.
De verwachte expertiseontwikkeling sluit perfect aan bij de uitdaging binnen RIVM om de impact op gezondheid, veiligheid en duurzaamheid simultaan te beoordelen. De veranderingen in leefstijl en voedingsgewoonten over de afgelopen decennia hebben er toe geleid dat voedselconsumptie een van de belangrijkste risicofactoren geworden is voor veel niet-overdraagbare ziekten (zoals hart- en vaatziekten, diabetes, kanker). Veel veranderingen in onze voedselconsumptie zijn immers geassocieerd met veranderingen in de voedselketen en zullen van invloed zijn op de milieudruk en mogelijk ook op de voedselveiligheid.
In RIVM2020 worden de werkvelden voedselveiligheid en duurzaamheid aangeduid als uitbreidende werkvelden en het werkveld voeding als een stabiel werkveld. Het project past in het SPR thema System Assessment for Policy Support, omdat het geheel van het voedselsysteem wordt beoordeeld om het nationale en internationaal beleid te kunnen ondersteunen op het gebied van gezonde, veilige en duurzame voedingsmiddelen en voedingspatronen. Het project zal ook een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de in 2014 gestarte Kennissynthese Voedsel in het overkoepelende SPR-onderwerp Healthy, Safe and Sustainable Food. Verwacht mag worden dat het rapport over de Kennissynthese Voedsel veel nationale en internationale aandacht zal krijgen.
Inhoudsdeskundigen en toekomstverkenningexperts van het RIVM zullen nieuwe competenties en vaardigheden ontwikkelen. Binnen RIVM zal een multidisciplinair team ontstaan dat met elkaar toekomstverkenningen kan uitvoeren op het gebied van voedselaanbod en voedselconsumptie en dat met elkaar de uitkomsten vanuit gezondheids-, veiligheids- en duurzaamheidsperspectief kan evalueren. Er zal een platform op Link gestart worden om elkaars ervaringen met toekomstscenario’s en met netwerken van relevante stakeholders te delen. Er zal een eindrapport komen over het toekomstverkennend proces dat gevolgd is en een eindrapport over de inhoudelijke uitkomst van het project. Het laatste rapport zal als input dienen voor de Kennissynthese Voedsel.
Het resultaat van het expertiseontwikkelingproject zal zijn dat binnen RIVM meer bewustzijn zal ontstaan om in ons huidige werk meer op de toekomstgerichte kennis te integreren zodat ons werk beter aansluit bij ontwikkelingen in de maatschappij. Daarnaast is een multidisciplinair team gevormd, dat elkaar weet te vinden en dat in staat is om met elkaar gecombineerde toekomstverkenningen (gezondheid, voedselveiligheid en duurzaamheid) uit te voeren als hiervoor opdrachten zouden komen van de Nederlandse overheid of internationale instanties. We verwachten dat RIVM haar kansen verder verhoogt om een trekkersrol te vervullen in nationale en internationale integrerende projecten op het terrein van voedselaanbod en voedselconsumptie.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Serious gaming voor (gezondheids)beleid: VTV In2Action, (Play your Way, S/131004 ) Hertog den, F. (Frank)
In 2015 is het project ‘Play your way into policy making’ gestart. Dit project waarvan het RIVM de projectleider is, heeft tot doel het ontwikkelen, uitvoeren, implementeren en evalueren van de serious game ‘VTV In2Action’. Dit project wordt gefinancierd met behulp van SPR gelden en is een samenwerking tussen RIVM, Tilburg Universiteit – Tranzo en BOJAN advies.
VTV In2Action is een serious game, gericht op het vergroten van samenwerking tussen verschillende lokale publieke en private partners en het bevorderen van kennisgebruik in het beleidsontwikkelingsproces. Dat betreft zowel wetenschappelijke kennis als beleids- of praktijkkennis. Het is een dynamische netwerkbijeenkomst, opgebouwd uit een online en een real life deel, waarbij geïnteresseerden en belanghebbende partijen in de gemeente actief samen in gesprek en aan het werk gaan.
Serious games simuleren een gedeelte van de werkelijkheid en vergroten dit gedeelte uit om hiervan te leren. De gesimuleerde omgeving geeft de deelnemers de mogelijkheid ander gedrag uit te proberen en te reflecteren op hun eigen gedrag, omdat ze direct zien wat voor impact dit gedrag heeft.
In VTV In2Action staan de ongeveer 40 deelnemers in het eerste (online) deel, aan de hand van de vier VTV2014-perspectieven, stil bij hoe tegen gezondheid aangekeken kan worden. Vervolgens gaat in het tweede (real life) deel de groep aan de slag in de fictieve gemeente Struinen om samen het beleidsplan ‘Gezond opgroeien’ te ontwikkelen. Ter afsluiting kijkt de groep gezamenlijk terug op de bijeenkomst en wordt benoemd welke ervaringen en leerpunten iedereen meeneemt naar zijn/haar dagelijkse werk. Door middel van een voor- en nameting (online vragenlijst) wordt gekeken naar veranderingen in (determinanten van) lokale samenwerking en kennisgebruik. Het spel is ondertussen in drie gemeentes gespeeld, Schiedam, Ooststellingwerf en Deventer.
Daarnaast is het spel op diverse nationale en internationale congressen gepresenteerd of in een workshop met de deelnemers gespeeld: EUPHA (Milaan, 2015), het NCVGZ (Rotterdam, 2016),‘Building the Future of Health’ (Groningen, 2016), de Gesundheitsberichterstattungskonferenz NRW (Dortmund, 2016), de EUPHA (Wenen, 2016) en tijdens de Module “Kansen en Effecten van preventie” van het NSPOH (Utrecht, 2016).
Een aantal van de reacties van deelnemers kunt u hier nalezen.
Binnen VTV In2Action wordt gewerkt met een uitgebreid assortiment aan spelmateriaal. Zo krijgen de deelnemers van te voren de Struinensche Courant, zijn er rolbeschrijvingen, een plattegrond van de gemeente Struinen en actiekaarten die tijdens het spel gebruikt worden om de voorgenomen plannen op in te vullen. Naast genoemde spelmaterialen is er ook een handleiding ontwikkeld.
Diverse gemeenten zijn zo enthousiast over het spel, dat zij een vervolg traject willen uitvoeren. In Ooststellingwerf is een volgende stap gezet door middel van een zogenaamde Ronde Tafel Sessie. Hierbij werd ditmaal niet nagedacht over de fictieve gemeente Struinen, maar over het jeugdbeleid voor Ooststellingwerf. Een verslag van deze bijeenkomst kunt u binnenkort hier nalezen.
Deelname aan VTV In2Action is een unieke ervaring. Om dit spel goed tot uitvoering te kunnen brengen, is een tijdsinvestering van 5 tot 6 uur nodig. De aanwezige deelnemers worden verdeeld over 10 verschillende rollen: B&W, sociaal domein, strategische planning, zorg- en welzijnsorganisaties, all is sport, gezondheidsservice, de wijkraad, de brede school, private partijen en de jongerenraad. Het verdient aanbeveling om elke rol door 2 tot 3 mensen te laten invullen.
Het SPR project is eind 2016 afgelopen, maar de betrokken organisaties gaan door met het uitrollen van VTV In2Action. Tegen een geringe bijdrage kan ook uw gemeente het decor worden voor ‘Gezond Opgroeien in Struinen’. Samen met alle belangrijke stakeholders uit uw gemeente kunnen we op een dynamische wijze aan de slag om samenwerking te bevorderen en goede, innovatieve plannen op tafel te krijgen. Er is hierover een flyer beschikbaar. Heeft u interesse, neem dan contact op met Frank den Hertog, frank.den.hertog@rivm.nl : 030 274 29 48.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
SPS, E/113512, (I-MOVE-plus) Effectiviteit van influenza en pneumokokken vaccins bij ouderen in Europa. Hoek, dhr. dr. W. van der (Wim)
Omdat de vaccinsamenstelling en circulerende virussen elk griepseizoen weer anders kunnen zijn, is het belangrijk om zo snel mogelijk na de start van de griepepidemie vast te stellen of het gebruikte vaccin effectief is in het voorkomen van influenza en complicaties van influenza. Bij het beantwoorden van deze vraag spelen veel methodologische problemen. Het RIVM neemt al enige jaren deel aan een Europees netwerk dat valide en robuuste methoden ontwikkelt om de vaccineffectiviteit te kunnen schatten. Het RIVM is ook partner in een door de Europese Commissie gefinancierd Horizon2020-project, genaamd I-MOVE-plus. I-MOVE-plus heeft als doel de effectiviteit van influenzavaccinatie en pneumokokkenvaccinatie bij ouderen te meten, zowel bij patiënten in de huisartsenpraktijk als bij patiënten die opgenomen zijn in het ziekenhuis. Het project is 1 mei 2015 van start gegaan.
Een hoofddoel van het I-MOVE-plus project is het bepalen van de influenza-vaccineffectiviteit (VE) onder de oudere bevolking in Nederland en het beschikbaar stellen van de data voor poolen in Europees verband. Het huidige SPR project dient als cofinanciering voor een belangrijk onderdeel van I-MOVE-plus, namelijk het nieuw opzetten van een systeem om de VE te bepalen tegen ernstig verlopende luchtweginfecties, waarvoor opname in het ziekenhuis noodzakelijk is.
In twee ziekenhuizen in Nederland worden alle patiënten die met een ernstige acute luchtweginfectie worden opgenomen getest op influenza virus. De resultaten worden gedeeld met die van ruim 20 andere ziekenhuizen in verschillende Europese landen zodat de VE betrouwbaar geschat kan worden. Ook worden oudere patiënten getest op pneumokokken infectie om na te kunnen gaan wat de effecten zijn van het vaccineren van kinderen.
De vaccineffectiviteit wordt vaak pas na het influenzaseizoen geschat op basis van gegevens van huisartsen. Binnen I-MOVE-plus worden gevalideerde methoden ontwikkeld voor het op Europees niveau real-time schatten van vaccineffectiviteit tegen ernstige influenza, onder patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen wegens ‘severe acute respiratory infections’ (SARI). Hier versterkt het I-MOVE-plus project het SPR-project SARI, waarin een SARI-surveillance systeem voor Nederland wordt ontwikkeld.
Betrouwbare schattingen van de influenza VE tijdens en na afloop van de influenza seizoenen 2015/2016, 2016/2017 en 2017/2018. Uiteindelijk een toekomstbestendig SARI surveillance systeem waarin patiënten routinematig getest worden op influenza virus infectie en de VE jaarlijks kan worden bepaald.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
SPS, E/131502, (BRIDGE) BRIDGE-Health: Gezondheidsindicatoren voor de EU Achterberg, dhr. dr. P.W. (Peter)
Het BRIDGE-Health project zorgt voor de continuering van eerdere succesvolle EU-projecten op het gebied van gezondheidsinformatie en indicatoren. Het wil de basis leggen voor de infrastructuur van een EU-breed gezondheidsinformatie systeem. Eén onderdeel ervan wordt onder leiding van het RKI (Berlijn) door RIVM en RKI samen uitgevoerd. Eerder werk aan de ‘European Common Indicator Set’ (ECHI) willen we versterken, vernieuwen en verbreden en de vroegere netwerken van nationale experts reactiveren en versterken. Het werk dat het RIVM in dit project doet zorgt ervoor dat Nederland en het RIVM een leidende rol kunnen spelen bij de opstelling van de core-set van indicatoren waarmee onze volksgezondheid en zorg vanuit het EU-perspectief vergeleken worden.
Het werk van het RIVM in dit project kent twee aspecten. Enerzijds is er het doel om een uitgebreid en systematisch overzicht (‘indicator repository’) te maken van bestaande internationale indicatorensets, zoals die eerder door internationale organisaties en instituten en in eerdere door de EU-gesubsidieerde onderzoeksprojecten zijn opgesteld voor diverse onderdelen van de volksgezondheid en zorg. Anderzijds zal de huidige shortlist met zogenaamde ECHI-indicatoren worden geëvalueerd op zijn historische en mogelijk toekomstige doelen. Daarbij wordt samengewerkt met andere onderdelen van het BRIDGE-project waarin onder andere indicatoren voor ‘health system performance assessment’ (HSPA) zullen worden voorgesteld. Het RIVM draagt bij aan de strategische besluitvorming in andere delen van het BRIDGE-project.
Ten behoeve van de ‘indicator repository’ zal er een ‘mapping’ exercitie plus literatuuronderzoek worden gedaan. Internationale experts en organisaties zullen om input worden gevraagd, waarna de uitkomsten in samenvatting aan een groep experts ter beoordeling zullen worden voorgelegd.
Voor de evaluatie van indicatoren zal een evaluatie raamwerk worden opgesteld, dat consistent is met nu gangbare methoden van evaluatie en toetsing van sets gezondheidsindicatoren tegen hun doelen en selectiecriteria.
Een beter overzicht van relevante gezondheidsindicatoren voor de EU en haar lidstaten die goede vergelijkingen van volksgezondheid en zorg ondersteunen. Een blijvende centrale rol voor het RIVM in de processen rond gezondheidsinformatie en indicatoren in Europa.
Een eerste rapport beschrijft de inhoud van een Europese ‘health indicator repository’.
Een tweede rapport beschrijft de evaluatie van de ECHI-shortlist met enerzijds suggesties voor een reductie van de bestaande indicatorenlijst en anderzijds opties voor nieuwe indicatoren. Het schrijven van een artikel over de bevindingen ligt in de lijn der verwachtingen.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
SPS, S/131005, (STRATIGO) Inventarisatie van de benodigde kennis(infrastructuur) gegeven de decentralisaties van overheidstaken, Drewes, mw. drs. H.W.T. (Hanneke)
De recente (en geplande) decentralisatie van overheidstaken van het Rijk naar lagere overheden, verandert de benodigde (kennis)infrastructuur van betrokken. De verandering van het bestuurlijke landschap in Nederland maakt een (her)oriëntatie van de (kennis)infrastructuur nodig. Hierbij spelen twee belangrijker kwesties:
Dit project wil input geven op de bovenstaande vragen door de gevolgen van de bestuurlijke veranderingen in de domeinen van milieu, veiligheid, volksgezondheid, zorg en welzijn op de kennis- en informatiebehoefte van hogere en lagere overheden analyseren. Het concept ‘systeemverantwoordelijkheid’ staat hierbij centraal. Dit wordt aan de hand van de volgende vragen onderzocht: 1. Wat betekent systeemverantwoordelijkheid en hoe definiëren de verschillende actoren in dit concept?; 2. Hoe is systeemverantwoordelijkheid gedefinieerd en geoperationaliseerd in domeinen waar decentralisatie al is doorgevoerd (onderwijs, huisvesting) of in landen waar sprake is van een decentrale bestuursstructuur van milieu, veiligheid, volksgezondheid en zorg? 3. Wat betekent de praktische invulling van ‘systeemverantwoordelijkheid’ voor (de invulling van) de concrete kennis- en informatiebehoefte van centrale en decentrale overheden?
Dit project maakt gebruik van een combinatie van theorie (governance-vraagstukken en systeemverantwoordelijkheid) en praktisch onderzoek (de implementatie van systeemverantwoordelijkheid). Hierbij ligt de focus op de overeenkomsten en verschillen in de verschillende domeinen. Er zal gebruik gemaakt worden van deskresearch, interviews, stakeholderanalyses, omgevingsanalyses en scenario-ontwikkeling en methoden voor het opzetten van strategische dialogen.
Dit project zal leiden tot een (her)oriëntatie op de benodigde kennis(infrastructuur) van het RIVM in relatie tot de huidige decentralisatie van overheidstaken. Daarnaast zal het nieuwe inzichten geven in de manier waarop systeemverantwoordelijkheid wordt gedefinieerd en geoperationaliseerd in verschillende domeinen. Een internationale vergelijking van landen die in meer of mindere mate een decentrale bestuursstructuur kennen, kan leiden tot nieuwe inzichten die gebruikt kunnen worden bij de decentralisatie van overheidstaken in Nederland en elders.
Dit project zal resulteren in twee wetenschappelijke publicaties, een strategische discussiebijeenkomst, advies aan de DR RIVM over de toekomstige benodigde kennis(infrastructuur) en de rol van het RIVM in de ondersteuning van centrale en lokale overheden en de investeringen die daarvoor nodig zijn.
Terug naar samenvatting Kennisintegratie voor beleidsondersteuning
Delen op: